Een man bereikt zijn verstandelijke en geestelijke rijpheid zelden voor zijn achtentwintigste jaar, een vrouw al met haar achttiende. Maar haar verstand is er dan ook naar: het is wel heel armzalig uitgevallen. Zo blijven vrouwen hun leven lang kind, ze zien altijd alleen maar het meest voor de hand liggende, ze interesseren zich alleen voor het ogenblik, verwarren schijn met werkelijkheid en verkiezen kleinigheden boven belangrijke aangelegenheden.